Waar Maas en Roer verenigd gaat In lichten golvendans;
bij den laatsten regel schetste zijn hand treffend den golvenden dans der wateren* Ontroerd zweeg het gezelschap en terecht was men verontwaardigd, toen de heer Thijske Tonnaer daarna in zijn eentje *n obsceen liedje entameerde* Men was volmaakt tevreden.
Het nieuwe jaar was hoopvol ingezet*
Voor alle heerlijkheden die de patroon in zijn café ronddiende, de tong, de paté de foie gras, de bowl, de wijn, de sigaren, de cognac, behoefde men hedennacht niets te betalen, ja, ’t was gratis* Het jaar was goed ingezet, geen wanklank werd gehoord* Elke nieuwe gast ging zich aan de grote tafel vervoegen en dan rezen alle heren op: Meneer Désiré van Schoonhoven, de groot-veekoopman, meneer Geerlings, de groot-kruidenïer, Thijske Tonnaer, de burgemeester van *t naburig dorp, meneer Moser, de groot-fabrikant, zijn zoon Arthur, die er *n weinig afwezig bijzat, maar goed, hij was dan ook de advocaat, dien de boeren elkaar met slimme knipoogjes recommandeerden, — de neven, Alex-van-het-fabriek en Siegfried, de medische student, die uit Wenen over was, voorts Marius de la Gileppe van ’t kadaster, Antoine Bar-tholomaeus van de secretarie, de gebroeders Van der Goor, onderwijzers, Theo Reynders van de rechtbank: bij elk zalig nieuwjaar rezen ze overeind en murmelden plechtig de tegenfrase: èn alles wat wenselijk is*
En gelijk iederen Sylvesternacht had men op ’t gewichtig ogenblik de grote kerk niet horen slaan, had men den toe-passelijken weemoed in de traanzakjes moeten achterhouden en gelijk ieder jaar ontspon zich yn zware discussie over ’t