worden en vergaan, gelijk de seizoenen, — een gedachte, die de ziel met matheid en melancholie vervult* Door zijn geest is dit vers verwant aan de Franse ,fin-de-siècle’.
In later jaren scheen Baudelaire enigszins op de achtergrond te geraken bij Hiegentlich. Toen verdiepte hij zich meer in Proust, over wie reeds boven is gesproken (p*18) en Gide. Hij werd gefascineerd door de onbevangen openhartigheid van deze laatste schrijver, wie men zo dikwijls cynisme of immoraliteit heeft verweten* Gide echter zoekt geen ,oplossing’ van de levensverschijnselen: hij registreert
slechts de instincten van de mens in al hun primitiviteit en grillige veelvoudigheid* Het ,libertijnse’ in deze opvatting trok Hiegentlich aan, want enerzijds was hij uit moreel protest een weerbaar polemicus, bekommerd om de ontwikkeling van de cultuur en de maatschappij, doch anderzijds bleef hij de geboren romanticus en individualist, die in zijn kunst en leven niet door vaste normen gebonden wil zijn* Deze beide aspecten van zijn persoonlijkheid vinden wij terug in zijn letterkundig werk, waarvan thans een overzicht moge volgen*1
Het jeugdwerk van Hiegentlich, gerekend tot 1930, toen hij 23 jaar oud was, bestaat uit een bundeltje Duitse verzen: ,Die rote Nacht’ (1923), een realistische roman over het Limburgse leven: ,Het zotte vleesch’ (1925), een toneelstuk: ,Gaat u zitten’ (opgevoerd in 1927) en een bloemlezing uit het werk van Louis Couperus (1929), die boven reeds is vermeld*
1
Voor de bibliografie van Hiegentlich’s literaire werken, artikelen en boekbesprekingen verwijs ik naar mijn artikel in: Maandblad voor de geschiedenis der Joden in Nederland, Jrg. I - 5708 (1948), afl. IX, p. 272.