'Hij las in het Gouden Boek' 71
recht voor toegangskaarten voor een toneelvoorstelling, voor een concert van de 'Kleine Stem' of voor een uitvoering van het Madrigaalkoor van Sem Dresden. Haringkoppie was de levende schakel tussen organisatieleven en leden. Hem vroeg men uitleg, wanneer een bericht in de krant aan duidelijkheid te wensen overliet. Bij hem kwam men om raad en bijstand. Meestal wist hij onmiddellijk het antwoord. Maar als hij -zelfs hij-geen bescheid wist, dan zei hij:
'Ik zal het van de week vragen, bij Henri
... en dan kwam een week later het onfeilbare advies. Regelrecht van de berg Sinaï.
Maar één ding kon Haringkoppie niet: boeken ruilen voor zijn klantjes. Boeken ruilen in de Bondsbibliotheek in de Franse Laan. Dat moest iedereen zelf doen.
Op dinsdag- en donderdagavond stond er al om over zevenen een rijtje mensen te wachten op de hoge stoep van het Gebouw. Pas om acht uur ging de bibliotheek open. Maar wie het eerst komt, die de eerste keus heeft. Portier Lezeman was onverbiddelijk. Acht uur open en geen seconde eerder; en niet dringen en geen lawaai op de trappen. Die bibliotheek was niet zo maar een ordinaire uitleeninrichting. De beheerders, de oude heer Duinkerken voorop, deden hun werk uit liefde voor de schone letteren en de wetenschap. Ze kenden de catalogus uit het hoofd. Wanneer een jong bondslid zich liet inschrijven, werd hij meestal even apart geroepen. Aan een tafeltje naast Duinkerken gezeten, moest hij maar eens vertellen voor welke boeken hij belangstelling dacht te hebben. Dan werd er een lijstje opgemaakt. En de bibliothecaris zorgde, dat de jonge man een beetje systematisch de grote ontdekkingsreis door de wereld van het boek ging ondernemen. De catalogus vervulde de functie van literaire gids. De nobele essayist en fijnzinnige stylist Michiel van Campen (zelf diamantbewerker) had de inleiding tot dit statige boekwerk geschreven. Over literatuur heette het opstel. Bondsleden moeten het uit het hoofd hebben gekend. Want als er in de literaire club, die van bij zevenen tot acht uur op de hoge stoep van het Gebouw stond te wachten, vurig gedisputeerd werd over de betekenis van een of andere schrijver, sloegen de deskundigen elkander met citaten van Van Campen om de oren. Bovendien had hij bij een paar honderd nummers in die catalogus korte aantekeningen geschreven. Elke auteur kreeg van Michiel een korte waardering. De Tachtigers hebben het volk van zijn literatuur vervreemd. De bibliotheek van de a n d b bracht de hereniging tot