44 Gis teren komt nooit weerom...
Hij bracht het kind fatsoenlijk groot. David ging naar school en toonde zich een uitermate intelligente leerling. Altijd de eerste van de klas. Toen hij zijn loffelijk ontslag had gekregen, vond de hoofdonderwijzer, dat hij naar de hbs moest. Hij kwam zelf naar de Manegestraat om het te bepleiten.
'Meneer Maandag, het zou jammer zijn, wanneer David niet kon dóórleren. Die jongen heeft een studiekop. Ik denk, dat hij dat van zijn vader geërfd heeft.'
'Ja,' zei meneer Maandag, en hij glimlachte mild. De hoofdonderwijzer dacht, dat hij zich gevleid voelde.
'David wil dokter worden.'
Zei meneer Maandag:
'Ik ben een arm man, het gaat niet alleen om de kosten van de studie, maar mensen zoals ik kijken altijd uit naar de dag, waarop de kinderen met geld naar huis zullen komen.'
'Er is misschien een studiebeurs te krijgen, maar dan zult u het heel wat jaren zonder kostgeld van David moeten stellen. Enne... zo'n jongen moet gekleed worden en zo; dat komt niet van de studiebeurs.'
David studeerde flink. Maar geld dat die studiebeurs aan meneer Maandag kostte.
Om er iets bij te verdienen, creëerde meneer Maandag toen een nieuwe nevenfunctie. Hij was namelijk meer dan een verzinner en verteller van anekdotes; meer ook dan een man van het Wijze Boek; meer ten slotte dan een beoefenaar der natuurwetenschappen. Meneer Maandag maakte ook gedichten! Zijn kennis van het Nederlands was echter beperkt; hij sprak een mengelmoes van talen en dialecten. Zijn rijmsels behandelden onderwerpen van zeer wereldse en altijd vermakelijke aard. De rijmelarijtjes waren veelal liedjes. Ze waren vervuld van een boertigheid, waarvoor Frangois Rabelais zich niet zou hebben geschaamd. Trouwens, meneer Maandag geneerde zich er ook niet voor. In de omgang was hij een zeer bedeesd, ja bijna kuis manneke. Maar in zijn rijmen placht hij de dingen des levens bij de volle naam te noemen. Aanvankelijk schijnt hij die liedjes puur voor zijn eigen genoegen te hebben verzonnen.
'Ze vallen me in, als ik op de maat van mijn hamer zit te neuriën en de woorden komen helemaal vanzelf.'
Gaandeweg waren zijn klanten aan de weet gekomen, dat die meneer Maandag zulke lollige deuntjes kon zingen. Voortaan moest hij eerst een