Zeker, slavernij in de zin van negerslavernij komt niet meer voor. Maar we weten, dat een van de vraagstukken, die onze maatschappij heeft op te lossen, luidt:
hoe verdelen wij de macht zó, dat een zo groot mogelijke vrijheid wordt gewaarborgd?
Natuurlijk bestaat er nog macht, die met bezit samenvalt. Maar er is, in onze dagen, ook een andere vorm van macht gegroeid, zonder dat de mensen, die deze macht bezitten, eigenaars zijn van geld of goederen.
Dat is: de macht der organisatie!
Er heeft in de wereld een voortdurende verschuiving van macht plaats. Langzaam maar zeker gaat het in deze richting:
van de macht in het bezit van enkelingen, gaat de macht door spreiding over op groepen der bevolking, en eindelijk komt zij in handen der gehele gemeenschap.
De persoonlijke bezitter, die op grond van zijn persoonlijk bezit, persoonlijke macht uitoefende, ziet het overgaan van macht in handen der gemeenschap met lede ogen aan.
Hij ziet zich de persoonlijke machtsuitoefening, of de machtsuitoefening door de groep van de met hem gelijken, ontgaan.
Hij redeneert: ״Men beperkt de vrijheid, die ik tot dusver bezat om mijn persoonlijke macht uit te oefenen. De gemeenschap, de staat neemt mijn macht over ... de staat is de dictator, die mij in mijn vrijheid beperkt."
Wie zich echter op het standpunt van de gemeenschap stelt, ziet spoedig genoeg, dat deze persoonlijke redenering in werkelijkheid kant noch wal raakt. Maar hij ziet ook, dat het vraagstuk van macht zeer belangrijk is.
Evenwicht nodig.
Een socialistische ordening van de maatschappij is onbestaanbaar zonder gezonde en juiste verhoudingen van macht. In onze tegenwoordige wereld zien we (staat in het Plan van de Partij van de Arbeid):
״ten eerste het niet meer uitoefenen van macht door een deel der bezitters;
doch ten tweede: een samentrekking van macht bij een betrekkelijk kleine groep, een oligarchie ]), van bedrijfsleiders en commissarissen, waarvan velen froot-aandeelhouder zijn."
De aaneensluiting van bedrijven heeft deze heerschappij van bedrijfsleiders en commissarissen in vele gevallen nog versterkt.
Het vraagstuk waar de democratie voor staat, wil zij althans uitgroeien tot een bestel van maatschappelijke gerechtigheid, is:
hoe kan een nieuw evenwicht tot stand worden gebracht, tussen de macht van de leidende ondernemers, de arbeidersorganisaties en de overheid als vertegenwoordigster van het algemeen belang, in het bijzonder van de verbruikers.
Want alleen dan, wanneer in eendrachtige samenwerking dit nieuwe evenwicht wordt verwezenlijkt, kan de gemeenschap het grote doel verwezenlij ken:
de schepping van gelijke kansen voor allen, het waarborgen van i) Oligarchie = regering van weinigen.
41