wist, dat de politie graag inlichtingen wil hebben over verdovende middelen, die via de havensteden Engeland worden binnengesmokkeld. Als ik 's middags tegen een man van de politie een beetje zou gaan zitten fantaseren, zou hy een paar pond krijgen. Mij kon niets gebeuren."
„De rat", zegt één van de politiemannen. „Hij kwam bij ons met een verhaal, dat hij een zeeman had ontdekt, die cocaïne en hennep smokkelde. We hebben hem drie pond als voorschot gegeven. De smerige oplichter."
Daarna zitten we met ons vieren in dat politiebureau luidkeels te lachen.
Achteraf gezien hebben de Engelsen toch wel een beetje gevoel voor humor.
Als ik later op straat loop na te denken, vergaat het lachen me een beetje.
Angelo is een veel slimmere duivel dan ik dacht. Als elke echte totaal verslaafde is hij bereid zijn vader en moeder te verkopen om centjes te krijgen voor nieuw vergif.
In gedachten ga ik elk woord na, dat ik met hem heb gesproken. Ik kan niets vinden, dat hem reden zou kunnen geven tot het vermoeden dat ik ook achter het adres van Marku Fisher aanzit.
Maar Molly?
Als ik me herinner wat Angelo me van dat gesprek met haar heeft verteld, wordt het me wel een beetje angstig te moede. Ik krijg nu de indruk, dat de genie-peling een spelletje met Molly heeft gespeeld. Nu ik aan die mogelijkheid denk, weet ik wel zeker, dat hij
92