EERSTE HOOFDSTUK
Juist op het ogenblik, dat ik de Rapangestraat in-drentel, hoor ik de motor van een auto aanslaan. De volgende seconde schiet een dure Cadillac uit de box. De chauffeur zit stijf achterover tegen de leuning. Als een mummie. Hij is de macht over het stuur kwijt. Eerst ramt de slee met een enorme klap een muurtje. Daarna slaat de brik om. Hopsakee.
״Op een afstand blijven!" roept iemand. ״Dat ding kan in brand vliegen!" Zo in de lucht laten vliegen (denk ik), maar je mag je medemens niet in de steek laten.
Eerst moet die chauffeur eruit. Daarna mag die dure slee voor mjjn part de verzekering ruïneren.
De chauffeur hoeft zijn rijbewijs niet meer te vernieuwen. Hij is: mummie! Het is niet gemakkelijk om het lijk achter het verwrongen stuur vandaan te frommelen. De zitting is rood van het bloed en de vloermat ook. De binnenkant van het dak is vrij schoon; een paar bloeddruppeltjes, meer niet.
Daar klopt iets niet, Tony (zeg ik tegen mezelf). Bloed valt naar beneden, niet naar boven; ten minste, dat hebben ze me altijd wijs gemaakt. Als de zitting en de vloermat doordrenkt zijn, dan moet dat bloed erop zijn gekomen, vóórdat de slee ondersteboven ging. Dus? Toen de wagen de bos uitreed, was die vent al hoog en breed een mummie. Hoe kan dat?
5