DERDE HOOFDSTUK.
Het huis staat tussen Londen en Bristol. Op de stoep wacht het hele personeel, als soldaatjes in het gelid.
״Ha, die Don!"
Dat is tegen mij. Patchecki heeft me een stoomcursus gegeven. Ik weet meer van de dooie Don, dan de goeie man bij zijn leven zelf heeft beseft. Nu ik eenmaal op het lijk lijk, moet ik mijn rol helemaal uitspelen. Ik begrijp, dat Patchecki die Don nooit helemaal heeft vertrouwd. Nu wil hij van mij weten hoeveel steekjes er aan die vent hebben losgezeten.
Een juffrouw in een zweverig soort jurk rent naar buiten. Ze vliegt Patchecki om de hals en blijft daar een paar uur kleven. Nou, als dat zijn dochter is, dan ben ik zijn ome. Als ze eindelijk adem moet halen, zie ik, dat ze koperrode haren heeft en lichtgroene ogen. Met dat figuurtje van haar kan ze een dubbele salto maken in een aspirinebuisje.
„Dag Don", zegt ze.
Ik brom iets terug.
„Je bent groter geworden Don", zegt ze.
Een oud kereltje met een gezicht van levenslang tuchthuis staat naast me. ''
„Ik zal je koffer wel even naar boven dragen."
Mijn kamer ligt op de derde verdieping.
„We moeten elkaar gauw spreken, Don. Er is veel
25