'Nee, als je gewoon aan tafel voor het raam zit, zie je inderdaad niks. Maar als je een stoel op de tafel zet en je gaat daar op zitten en je kijkt door een verrekijker... dan kun je alles zien.' 'Ja, maar wie doet nou zo iets?' ׳ ׳
'ik. Ik kan het gewoonweg niet laten. Gisteren waren het zes lijken en er was een kind bij.' Het zielige mensje jammerde.
'Kunt u nu niet zorgen dat de gemeente die bomen hoger laat maken.'
Ik probeerde haar morbide dwanghandeling weg te praten. Vergeefs.
Toen werd er gebeld. Gelukkig.
Jan Lebon stond beneden. Zijn vrouw en de mijne zijn heel in de verte aangetrouwde familie. In de gang verstrekte ik hem snel enkele gefluisterde aanwijzingen. 'Mevrouw, ik moet met deze meneer enkele dringende familiezaken bespreken. Ik wil u natuurlijk niet de deur uitzetten, maar u begrijpt...' Ze begréép het.
Jan kwam niet spreken over familiezaken. Hij kwam me vragen of ik wat voelde voor zijn vara. Als Jan je zoiets vraagt, ben je al half gestrikt.
Die vara was een paar maanden geleden opgericht. Ze was dus amper een halfjaar oud. Jan zat in het bestuur.
Die avond, toen ik met zijn medewerking de vervelende buurvrouw had geloosd, vertelde Jan me, dat er in het Betondorp leden voor de vara moesten worden geworven. Of ik dat karweitje kon opknippen.
Ik gaf hem zijn zin. Het koste me meer dan één avond. Negenendertig en een halfjaar zit ik er nu al aan vast.
Ik deed bij alle gezinnen in het dorp en omgeving huisbezoek. Overal kreeg ik geestdriftige beloften in ruil voor deze parochiale vlijt. Ze zouden allemaal naar mijn vergadering komen.
Toen ik, voorzitter spelend, de vergadering in 'De Kroon' opende, bestond de onafzienbare schare uit precies vier mensen. Met de geachte spreker mee, die van verre was gekomen, waren we met ons zessen.
17