Wij zijn reeds, die wij zijn: een volk van waarde, Dat in zijn grootheid voor geen ander buigt. Verder dan onze grens, wijd over de aarde Hoort men de taal, die ons bestaan betuigt.
Worsteling op eigen erf, en stoute tochten, Sterkten ons eeuw aan eeuw, als andren ook. En al wat dichters, denkers, kunstnaars wrochten Vierde 't Gemenebest, dat fier ontlook.
Vierde eigen volk. Maar enkle stemmen spraken Toen reeds wat verder reikt dan de eigen grens: Bewust en klaar verkondden zij 't ontwaken Van een die meer dan Burger is, de Mens.
Toch Burger ook. Want om een Staat te vesten Die alle staten in zijn wet bedwingt, Ontdeden we ons van de bestoven resten Van 't web van Ijverzucht, dat elk omringt.
Wij wilden goede en trouwe burgers heten Van die Gemeenschap, die alleen maar groeit In stilte, in harten van haar profeten, Schoon zich de wereld schijnbaar om haar moeit.
Partijen, bonden kunnen hem niet bouwen Eer elk hem kent in 't hart: de Ware Staat. Komt van alle einders dan, gij de Getrouwen, Die weet wat Dienst is zonder Eigenbaat.
ALBERT VERWEY (De Ware Staat)
Opgedragen aan de partijgenoten, die de bevrijding niet mochten beleven.