de boot op hen af. Toen stopte hij, maakte een grote boog met afgezette motor om hen heen en kwam naast hen liggen. 'Overspringen', commandeerde de luitenant, die voorop stond en bevelen gaf.
Eén voor één sprongen ze over. De matrozen sjorden de dinghy aan boord. De kano bonden ze stevig vast aan het achterhek. Dirk was de laatste, die aan boord kwam. Hij stapte met uitgestoken hand op de luitenant toe.
'Mijn naam is Dirk Poldervaert', zei hij, 'wel, goeie grutjes, hoe is het mogelijk, dat is Simon Phillips... de broer van John, met wie ik in de Home Guard was.'*
'Ha, die Dutchman', riep Simon, want hij was het inderdaad, 'weetje nog, dat we bij mijn vader en moeder thuis hebben zitten fantaseren?'
'Of ik het weet', zei Dirk verheugd, 'zo groot is de wereld en toch zo klein, dat we elkaar midden op de Noordzee moeten ontmoeten. Dat is een dag om nooit te vergeten.'
'Het is vandaag 22 juni 1941', antwoordde Simon, 'inderdaad een dag om nooit te vergeten. We hebben zo-even op de radio gehoord, dat Hitier vanochtend in de vroegte Rusland is binnengevallen... Rusland en Duitsland zijn nu met elkaar in oorlog en wij zijn bondgenoten van Rusland.' * Zie 'Tussen speurders en spionnen' blz. 122
100