Zei hij op een avond:
'Ik heb van Lowietje vandaag iets heel nieuws gekocht.' Het was een soort grote veiligheidsspeld. Vader haalde zijn scheermes uit het kastje. Die speld zette hij op het scherp van het mes.
'En nou kan de grootste schlemiehl zich met een scheermes scheren zonder dat hij zich het behang van zijn gezicht afhaalt.' 'Wat kost zo'n opzettertje ?' 'Bij Lowietje drie kwartjes.'
'Drie kwartjes voor een stuk gebogen ijzerdraad. Ik denk al een paar weken lang: wat moet die meneer Scherpenzeel toch steeds over Lowietje spreken ?' schamperde grootmoeder. Zei vader:
'Bij Kern in de Utrechtsestraat staan ze voor een riks in de uitstalkast.'
'Zal Jonas Slap leuk vinden, dat je zo'n ding hebt.' Jonas Slap, de barbier woonde in het benedenhuis. Er kwamen bij hem uitsluitend mannelijke klanten. In de etalage stonden twee wassen vrouwenhoofden met een huiskleur. Jonas was een vrolijke man maar ook hij had evengoed zijn zorgen als de klanten, die bij hem in de zaak elkaar ginnegappend verzinsels vertelden over Sientje en Dientje en Lowietje. Eén concurrent bedreigde zijn broodwinning: de veiligheidsspeld, waarmee het gemeenste scheermes zo onschuldig werd als een knopenhaakje. Die uitvinding was uit Engeland komen overwaaien. De klanten in de winkel spraken over dat mirakel. Maar geen van hen had er tot dusver zijn geld aan gewaagd. ׳Als je zo'n veiligheidsding koopt en je hebt je eigen pot en kwast en een aanzetriem, spaar je al het geld van de barbier uit. Nou ja, één keer in de drie maanden moet je haar geknipt
55