huis en twee hoog en drie hoog wonen allemaal keurige mensen, waar niet dat is op aan te merken, al zeg ik het zelf. Maar je krijgt als ordentelijke vrouw gewoon een appelsjteenalsjeeraan denkt, dat één hoog zo'n paar klink-klank-floddermadams hokken.'
Natuurlijk werd over de zusjes door alle buren druk geroddeld. Als een mens niet nieuwsgierig mag zijn, kan hij net zo goed doodgaan. Omdat de zusjes nooit vreemden in hun woning toelieten werden de wildste verhalen grif geloofd. Sientje en Dientje (vertelden de mensen) sliepen in een enorm ledikant en tegen de zolder waren spiegels gespijkerd en overal stonden schemerlampen van rose zij. I
Ze hadden samen één vriend; één samen. Hij heette meneer Jacobs, en vader zei, dat hij hem wel kende; van vroeger dan altijd.
'Hij is een zoon van die Jacobs, die vroeger bij Asscher heeft gewerkt. Kapslijper was hij. Ach je weet wel zo'n kleintje, en hij loenste. Nou van die Jacobs is hij een zoon, de oudste geloof ik. Lowietje Jacobs. Hij is handelsreiziger, nee getrouwd is hij niet, hij is wat je noemt een enkele jongen. Nou ja een uitgaander, wat zou dat ? Als hij getrouwd is, kan hij nog lang genoeg in de zorg zitten.'
Lowietje Jacobs kwam meestal op vrijdagmiddag bij Dientje en Sientje op visite; hij bleef tot zondagavond. De kinderen van de buren verdienden een cent voor elke boodschap, die ze voor hem deden. Broodjes met pekelvlees bij Meyer, vooraan op de Breestraat. Zuur bij Mouwes. Kaas bij Berlijn de kruidenier aan de overkant, taartjes en bolusjes bij Snatager, kip bij Heimie Couzyn; en, niet te vergeten wat zij in 'de Bisschop' per maatje en per glas verkochten.
52