ving een geluk. Ze hebben zich in Israël kunnen vestigen voordat de grote stroom emigranten binnenkwam. De aanpassing is betrekkelijk gemakkelijk gegaan. Ze hadden immers geen keus. Nu hebben ze een mooie woning, voor Israëlische begrippen dan altijd. Twee knappe kamers, een keuken en douche-cel. O ja, en natuurlijk een veranda in de schaduw. Voor geen goud ter wereld zouden ze buiten Israël willen wonen. Ze zouden het niet meer kunnen, zeggen ze.
Yiddishe mamma's, die een huis hebben gevonden. Evenals Hannie Polak en Sorie van Praag uit het Bussenschuthofje in de Amsterdamse Rapenburgerstraat (weet U wel: het beeldje van Mendes da Costa) heeft ook hun woning in Israël precies één kamer tekort. Als ze dat ene vertrek erbij hadden, dan zouden ze tevreden zijn. Duizenden jaren achtereen hebben alle Joodse moeders in de hele wereld altijd één kamer tekort gehad. Israël heeft nog steeds kamers te weinig.
Meer naar de motoren toe zitten twee innig-vrome mannetjes. Om hun weke monden groeit de baard in een overdaad van slecht-gesnoeide horticultuur. Ze hebben voor zichzelf een zeer speciaal plaatsje in God's hand gereserveerd. Dat is te zien aan de nieuwe pieuze zwarte kapjes, die ze op hun kruintjes dragen. Eerst komt hun kruin, heel gewoon, daarna het kapje en ten slotte de breed gerande zwarte hoed. Hoofdbedekking in twee woonlagen, zogezegd. Als ze de hoeden op hebben kiert een zwart randje van het kapje onderuit. Voor de mannetjes moet het een broeierig gevoel zijn, maar liever zonderling en benauwd dan dat één seconde van achteloosheid hen de kruin zou doen ontbloten. Zorg, datje de besproken plaats in Abrams schoot niet kwijt raakt. Daarom zeggen de mannetjes geduren-
238