van de godsdienstige hond geen uitvinding van jou; ik weet tenminste zeer beslist, dat ik haar al eens ergens heb gelezen.' Ik vertel Zephyr's levensgeschiedenis niet in chronologische volgorde. Dat bezoek aan de dierentuin en het gesprek over de godsdienstige honden vond plaats, toen hij over de vijftig was. Om de lezer niet in verwarring te brengen ga ik nu terug in mijn verhaal.
Zephyr zal een jaar of twintig, of iets ouder zijn geweest, toen hij uit Afrika in Amsterdam terug kwam. Een beroep had hij niet. Maar zijn ouders hadden wat geld. Hij dreef een beetje ongeregelde handel; daarvan kon hij leven. Omdat de onweerstaanbare angst, dat zijn omgeving hem niet ernstig zou nemen, hem niet had losgelaten, besloot hij bokser te worden. Toen hij eenmaal dat besluit had genomen, dreef die zelfde drang hem voort naar een of ander kampioenschap. Hij werd kampioen lichtgewicht of zoiets. Hij heeft het me indertijd precies uitgelegd, maar de bijzonderheden van die kampioenstitel zijn me volkomen ontgaan. Wel weet ik, dat hij, toen hij al over de vijftig was, nog biceps bezat, die zo hard waren als eikenhout.
Eens moest hij in Parijs een gevecht in de ring leveren. Hij won. Na afloop werd een heer bij hem in de kleedkamer aangediend. Een of andere hoge politie-autoriteit, die zich met bijzondere akkefietjes bezig hield. OfZephyr bereid was een goed-betaalde betrekking in Frankrijk te aanvaarden ? Persoonlijke lijfwacht van monsieur de hoge politie-autoriteit. Die hoge ome was bang voor zijn hachje, en naar later bleek had hij alle reden om bevreesd te zijn. Hij had zich zelf wijsgemaakt, dat die kwieke sterke Hollander-zonder-vrees-of-blaam hem wel zou kunnen
190