Holst had de muurschilderingen in de bestuurskamer voltooid. Het gebouw was ter bezichtiging opengesteld voor de bondsleden en hun familie. !v׳
׳׳ In het vertrek heerste een plechtige sfeer. De schilderingen, stemmig grijs tegen juichend groen; een eenvoudig maar sierlijk ameublement, een tafel, stoere eiken stoelen, een geel tapijt. Andere wandschilderingen bezichtigden we in de zaal waar de bondsraad vergaderde. Op een van deze: een man en een vrouw. Samen lezen ze een boek. Hun handen zijn ineengestrengeld. Er onder de woorden van Henriëtte Roland Holst: 'Hij las in het Gouden Boek van wat Morgen zal Zijn.' De bondsleden stonden in een lange rij te wachten, totdat zij aan de beurt zouden komen om door de bestuurskamer en de Bondsraadszaal te worden geleid. Eenmaal binnen maakten ze grapjes met het personeel, en ze deden joviaal tegen de bestuurders. De vrouwen keken eerst naar de schilderingen en naar het smeedwerk van Jan Eisenloeffel, en daarna besteedden ze alle aandacht aan de meubelen. Ze voelden keurend de kwaliteit van het kleed, dat over de bestuurstafel lag. Ze maakten critische opmerkingen over de borduursteek, waarmee de motiefjes waren aangebracht. Schroomvallig zetten ze de voeten op het mollige tapijt. En aan haar gezichten was te zien, dat ze dachten:
'Zo'n tafelkleed ga ik ook maken.'
Met het bondsgebouw als voorbeeld, kreeg een nieuwe fraaie stijl van binnenhuiskunst gelegenheid door te dringen tot de huiskamers van eenvoudige mensen. Ze smeten de ordinaire eiken portretlijstjes in de kachel, en de vergulde rommel uit de Franse Bazaar gaven ze aan de vuilnisman mee. Ze kochten reproducties van da Vinei, die ze achter glas lieten zetten met
148