van feestcantates voor bruiloften en partijen. Eigenlijk ־was het maken van deze rijmkronieken het werk van professionele dansmeesters, zoals Berie Biet; die moesten er van leven. Maar David moest er van studeren, en dus kondigde meneer Maandag overal aan:
'Ik houd me beleefd doch dringend aangerecommandeerd voor het maken van gedichten voor begrafenissen, bruiloften, partijen en andere besnijdenissen. Zilveren bruiloften half geld.' De opdrachtgevers kwamen 's avonds in het achterkamertje van de kelder en vertelden aan meneer Maandag 'de gegevens'. Hij luisterde. Aantekeningen maakte hij nooit; zijn geheugen was goed. Prompt op tijd werd de feestcantate bij de besteller afgeleverd. Vol met spelfouten, maar alle gegevens waren er in verwerkt. Het rijmsel kon nu en dan gezongen worden ook, op de bekende wijs van een of andere opera. 'We zijn hier allemaal bij elkaar Met kersausemangelen en chocola Vijgen en dalen (= dadels) U ziet ze wel, Want bergen en dalen ontmoeten elkander niet Maar vijgen en dalen wel. Jacob, de bruidegom, hij zit te zweten
Want hij is benauwd, dat men gauw, zonder hij het merkt,
[zijn portie op zal eten.
Wees maar niet bang, mijn Jacob Druif, Als 't eten op is, bestellen we nieuw bij Snuif.
En dat kon zo een half uur lang doorgaan; afgewisseld met refreinen en recitatieven. Totdat het slot kwam: 'Nu we aan het einde zijn Zing ik nog één keer mijn refrein 124