'HOORT ISRAËL...'
Onze schoenmaker heette Maandag. Meneer Maandag! Bij zijn voornaam werd hij nooit genoemd. Natuurlijk had hij er wel een. Dat zal wel een Poolse of Russische voornaam geweest zijn. Te moeilijk om uit te spreken. Maandag was trouwens ook niet zijn echte achternaam. Die klonk ongeveer als: Mozejekofski of Moskosofski of Mousjekofski of zoiets. Meneer Maandag was niet wat men een Nederlands staatsburger noemt. Toen hij zes jaren telde, waren zijn vader en moeder in Nederland gekomen. Uit Polen of Rusland. Daar tierde weer eens een pogrom met bloedige ijver. In die tijd noemde men zulke mensen nog niet vluchtelingen of ontheemden. De onverschilligen zeiden: landverhuizers. De Joden in Amsterdam noemden hen: doortrekkenden. Bestemming: familieleden in Amerika. Maar Nederland was zo'n rustig land. En de zee was zo groot. En Amerika zo verschrikkelijk ver. De ouders van meneer Maandag zijn toen maar in Amsterdam gebleven; blijven hangen, heet dat.
Drie hoog in de Manegestraat huurden ze een achterkamer. Omdat iedereen op hun uitheemse naam de tong verzwikte, lieten ze zich maar Maandag noemen. Voor het gemak. Waarom nu juist Maandag, en niet Dinsdag of Woensdag? Vermoedelijk was het juist op een maandag, dat naar een goede nieuwe naam werd gezocht, Nu, toen lag de oplossing voor de hand. Stel je voor, dat ze zich Rothschild hadden laten noemen. In dat huis in de Manegestraat dan, zijn ze gaan wonen. Een paar jaar later huurde vader Maandag er de voorkamer bij, met
107