pleegster had gelezen wat er op het pakje poeders stond, had ze me natuurlijk de goede gegeven en dan was ik nu al dood... enne... die dokter kan me ook vertellen hoe laat het is.' Ja, drie en negentig is ze geworden, bijna even oud als haar moeder, die misschien nog zou leven, als ze niet van de trap was gevallen. En niet één dag is grootmoeder meer ziek geweest. Maar het laatste jaar was ze niet meer zo best ter been. Haar geest bleef volkomen helder. Ze zat bij ons thuis in de voorkamer voor het raam en keek naar kooplui, die 's morgens op straat hun karren met negotie oplaadden. Als die kooplui 's avonds terugkwamen en ze telden hoeveel appelen ze overhadden, telde grootmoeder achter het venster mee, hardop: 'Een, twee... en drie is vijf... en nog drie is acht...' Zei ze na een poosje:
'Hij heeft vandaag twee honderd dertig appelen verkocht. Ik heb vanmorgen ook meegeteld, toen hij de kar oplaadde.' Men zegt, dat ze aan verval van krachten gestorven is, maar ik betwijfel dat. Ik geloof, dat ze niet langer wilde leven. In het ziekenhuis heb ik haar voor het laatst levend gezien. Ze lag alleen in een klein kamertje. Rustig en volkomen in vrede. Ze keek me met haar heldere grijze ogen aan Haar mond zei: 'Ik ga dood. Ik zal blij zijn als ik kan uitrusten. Ik heb mijn negotie uitgevent. Nu ga ik mijn karretje naar huis rijden en dan heb ik gedaan wat ik doen moest.'
De verpleegster kwam binnen om wat bloemen op het tafeltje te schikken. Met haar stond grootmoeder op gespannen voet. Ze mocht nu eenmaal geen verpleegsters. Toen het meisje weer weg was, zei grootmoeder tegen me:
'Als ze me een daalder biedt, kan ze m'n ziekte overnemen. Geloof me, hij heeft me meer aan inkoop gekost.'
105