adres van haar dochter, ergens in Battersea South. Dat vodje papier had moeder haar op het laatste ogenblik nog in de handen gefrommeld. Wat een geluk! En behalve dat papiertje bezat ze haar pientere oogjes. Een bobby heeft het adres gelezen; die vriendelijke man heeft haar naar een bus gebracht. Uren heeft ze in die bus gezeten en ze reden maar, door straten, waar geen eind aan kwam. De conducteur heeft haar geen geld gevraagd; die heeft alleen maar gelachen. 'Hij had natuurlijk nog nooit een jong meisje gezien,' grinnikte ze, toen ze het ons later vertelde.
Eindelijk kwamen ze weer bij een halte; toen heeft die conducteur haar gewaarschuwd, dat ze er hier uit moest. Ze is uitgestapt. Een voorbijganger heeft ze het papiertje onder de neus gehouden; die man heeft haar naar het huis van haar dochter gebracht. Het was vlakbij.
'Er was geen bel aan de deur te bekennen. Toen heb ik de knop omgedraaid, ben meteen naar de keuken doorgelopen en heb gezegd: daar zijn we weer.' ■׳...־. Intussen zat iedereen bij ons in de buurt in duizend doodsangsten, omdat het telegram er nog niet was met de mededeling dat grootmoeder veilig en wel was aangekomen. Verdedigde ze zich later, toen we haar vertelden hoe bezorgd we geweest waren:
'Nou ja, jullie bent niks gewend. Jullie moet maar rekenen, als ze me 's nachts gappen, brengen ze me wel weer terug als ze me bij daglicht zien.'
Maar al stelde ze in haar verhalen die reis nog zo eenvoudig voor, die bescheidenheid was maar voorgewend. Zo ingetogen was ze werkelijk niet.
In werkelijkheid was ze er wat trots op, dat ze die reis in haar
102