Mensen, die de oude buurt uit eigen aanschouwing kenden, manen: 'Leg je herinneringen vast. Zwart op wit.'
Ze hebben gehjk, geloof ik. Het menselijk geheugen is als het strand bij Zandvoort, voordat de vloed opkomt. De voetstappen van een hele stad staan er afgedrukt: Straks spoelt de zee alles weg. 'Schrijf het op, voordatje het vergeet.'
Ze hébben gehjk. Wat herinnert over vijftig jaar aan de dagen van voorheen? De naam van een straat. Hier en daar een huis, dat voor de eeuwigheid op de Monumentenlijst staat. Over een halve eeuw heeft de oude generatie haar weemoed meegenomen in het graf. Maar beste mensen zo is het toch altijd gegaan! In alle eeuwen. In alle steden. In alle landen. Wie treurt omdat alles vergaat wat bestaat, is een sentimentele piekeraar.
Bijgelovige mensen beweren, dat een huis een ziel heeft. Dat is onzin. Een huis is een verzameling stenen en hout, bij elkaar gehouden door kalk en spijkers. Een huis is een huis. Uit. En of dat huis nu in de Joden-breestraat staat of in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat, wat is het verschil? Wie 'bij ons in de Jordaan' de onvergankelijke emotie onderging van het geborgen zijn in een warm huiselijk miljeu, zal licht de Westertoren, ('hoog in de blauwe lucht') met zijn jeugd vereenzelvigen. Nuchter beschouwd is de verdwijning van de oude Joodse buurt dus een onaandoenlijk geval. En toch is het anders. Honderden jaren woonden mensen in die buurt. Ze bouwden er hun synagoges en ze dreven er hunnerinkjes. Ze waren gelukkig met hun grote zorgen en bezorgd om hun klein stukje geluk. Ze hadden de stad, het trotse, het grote, het goedertierende Amsterdam hef, zo zielslief. Mokum Aleph, de Eerste Stad. Toen kwam de oorlog en de mensen uit de buurt gingen de moeilijke weg. Naar de dood.
94