Er zijn nu nog maar weinig mensen op straat. Achter alle neergelaten gordijnen branden de huiskamerlampen. De mensen zitten rondom de wit-gedekte tafels. Generatie na generatie heeft zo gezeten, elke vrijdagavond, die God gaf, honderden jaren lang. En elke vrijdagavond opnieuw is er het ogenblik van de grote verwachting, de seconde van roerloze stil te, vlak voordat de maaltijd begint. Wie zo vrij is als een klok, zegt geen gebeden. Hij doet alles wat trijfe en tarrefes (onrein) is.
Hij schampert de hele week op het Rabbinaat. Maar als het even kan lijden, zorgt ook zijn vrouw voor een kip op vrijdagavond en voor een wit tafellaken en voor nasj (snoep) na. Door de dunne houten zolderingen klinken de gezangen van de buren. Eeuwenoude melodieën. De spotters hebben er wereldse teksten op verzonnen om niet te laten merken hoe diep ook zij door die gezangen worden geroerd. Vromen en spotters worden gevangen in het mysterie van het feestelijke maal. Zijn de bewoners van de oude buurt dan grove verstokte materialisten, die de kostelijkste afgod, hun eigen buik, aanbidden? Zij materialisten? Nebbisj! Ze zwoegen van zondag tot vrijdag. Maar de Sabbath is de hoogtijdag van het gezins- en familieleven. Geen groter voorrecht kan de Algoede een mens schenken dan de gunst op vrijdagavond met je vrouw en alle kinderen rondom een pan met kippensoep te zitten, aan je eigen tafel, die wit-gedekt is. Als het eten gedaan en de vaat aan kant is, breekt vrijdagavondtweede-deel aan, de nasjavond. Geen gezin zo arm of er is iets bij de thee, al is het maar een simpel musket-flikje. Zijn de verdiensten goed, dan is de uitstalling van lekkers zo uitbundig, dat grappenmakers spreken van de 'jiddisje rijsttafel'.
's Middags is de cocosnoot moeizaam geraspt. Chocoladerepen zijn vergruzeld en met de cocos vermengd. Voor de oudjes in de
60