spelletje wordt gespeeld. Ze worden bewaard in een doos, waarop met sierlijke krul-letters gedrukt staat:
LOTTO OF HALMA Maar iedereen zegt: Kien.
Kien-avonden zijn hoogtepunten in het gezinsleven. In de buurt speelt iedereen altijd kien. Elke avond. In alle gezinnen. Arm of rijk, ze kienen.
De maaltijd is genuttigd. De borden zijn gewassen. Er staat een
ketel thee op tafel.
'Zullen we gaan kienen?'
'Haal jij de blaadjes maar.'
'Wie roept op vanavond?'
'Zal ik wel doen.'
De oproeper houdt de zak met kiendopjes op de schoot. In den blinde grijpt hij telkens een tolletje, kijkt en roept dan het cijfer op. Wanneer op een van zijn blaadjes alle nummertjes op één na zijn afgeroepen, kondigt de tijdelijke eigenaar van het kartonnetje aan: 'Ik sta d'r op.' Zegt de oproeper:
'Neem dan maar zo lang een stoel. Ik heb een voorgevoel, datje nog lang niet aan de beurt bent. Kan je zolang gaan zitten, anders word je zo moe.'
Wanneer er (wat zelden het, geval is) om geld wordt gespeeld, gaat het om minieme bedragen. Een pot van een stuiver is een rijkemans-bezit.
Wat is dan de diepste attractie van het kienspel, zoals het in de buurt wordt gespeeld? De oorspronkelijkheid van de oproeper. Elk nummertje heeft een vaste bijnaam. Die kent iedereen. Maar een inventieve oproeper bedenkt steeds weer nieuwe bijnamen. Die worden zó gekozen, dat de medespelenden met enige intelli-
50