Op zijn wrak ledikant, vier hoog bij de stinkende goot, houdt Jacobus Fredericus de Brie een dave־ rende redevoering tegen zich zelf — de zooveelste al vandaag.
״Zuinig zijn op je kapitaal, m'n jongen en liever een roode brief méér betalen voor een goed beleg־ gingsadvies, dan je centen maar lukraak in alle mogelijke speculatieve fondsen te beleggen----!"
De vermiljoenen gloed is van het Munttorentje afgevallen. De stad is ontwaakt.
In de ontbijtzaal van „Imperial" zitten ze bij elkander. Herr Gutsberg, monsieur Marcel, Mr. Lawrence.
Herr Gutsberg spelt het ochtendblad van „De Telegraaf."
„Wel verdomme nog toe", zegt hij opeens, „wel verdomme nog toe."
De anderen kijken.
Daar staat met vette letters een bericht in de krant:
״Vannacht is in Zwijndrecht zekeren De Wind, een jong en veelbelovend radioamateur vermoord".
„Wel verdomme nog toe", zegt dan Herr Guts־ berg voor den derden keer. Op de tweede pagina
67