achtig worden. Doet hij vriendelijk, dan doe je lief terug. Doet hij stug, dan verdubbel je de attenties.
De lange gestalte van John Masters strekt zich uit. Hij kijkt door de zaal: de witte bundel van een zoeklicht zwaait over het veld.
״Nee maar", galmt dan zijn schelle stem door de stille lounge, ״daar heb je warempel de heele familie bij elkaar.... 'tag Herr Gutsberg. Nicht so stürmisch, morning Mr. Lawrence et.... voila
monsieur Marcel____ zouden we niet samen een
aperitif drinken....?"
De veldslag is begonnen. De legers zijn op elkander gestooten!
Op zijn zolderkamertje loopt Jacobus Fr ede־ ricus de Brie heen en weer. Binnen een week zal hij schatrijk zijn.
Hij zal dien Yank uitmelken tot den laatsten drop. Hij hoort het vleugelgeruisch van Fortuna.
Hij weet niet, dat hij op Waterloo beland is en dat van alle kanten Napoleon, Wellington, Bliicher en nog veel meer op hem afstormen____
Dat is nu weer zoo'n echte streek van dien desperado John Masters. Lak aan alle wellevend* heid, springt hij zoo maar op het onderwerp, waar?
50