diging vóór en de vreugde óm het eerste succes. Daar is het weer, dat oude, genoegelijke Amster־
dammetje____ Je wuift den statigen conducteur
van de Pullman achteloos een groet toe.
״Blijf maar onderdanig Fransch parlevinken, jij in je apenpak!"
Zooeven was het nog: ״Good bye, New York".
Nu is het: ״Tabéh____ Mokum". Een kind was
verdwaald en vindt den weg naar huis terug. Het ziet een vertrouwd daken־silhouet, het hoort be־ kende geluiden.
Naar de weerlicht nu met alle deftige hotels. John Masters heeft al genoeg buigende kellners gezien van zijn leven. Hij heeft op slag zijn roem־ vollen naam vergeten. Hij is weer de oude Jantje Wiersma van vroeger. Op het Damrak heeft hij zichzelf teruggevonden. Jantje ging ook niet naar ״Victoria" of ״Carlton".
״Weet je niet ergens" zegt־ie tegen een vetlap van een gele־band־chauffeur, die al drie weken met geld van zijn barbier op zak loopt, ״weet je niet ergens een degelijk familiepension____"
„In het nétte, meneer?"
„In het nétte", zegt John Masters en hij heeft moeite om den kerel niet over zijn stoppelige tronie te aaien. Hij krijgt warempel een warm ge־ voel van binnen. Dat־ie nou zoo waar in Amster־ dam beland is. Dat daar zoo maar een vieze
44