grappig, hoe ze hun houten voorpooten hóóg op* heffen. Prachtbeestjes zijn het. Iedere bezoeker in Billy's kamer kijkt ernaar.
Elk paardje bezit een reiziger. En elke week schuiven ze een eindje verder, de een wat sneller dan de ander. Alle paardjes galoppeeren niet even lenig en: alle reizigers verkoopen niet evenveel radiotoestellen. Als de rekenmachine van de ver־ koopafdeeling het druk heeft, huppelen de paardjes lustiger dan in den slappen tijd. Maar de finish bereiken ze nooit; 't is waar, de rekenmachine kan gaan tot getallen met veertien cijfers, maar zooiets komt éénmaal in een eeuw voor.
Billy is een groot man. Als het lezen van con־ tracten, het telefoneeren en confereeren hem ver־ veelt, kijkt hij liefdevol naar de houten paardjes der reizigers. Was toch wel een prima idee! Men moet den mensch kennen en zijn zwakheden. De reizigers hangen in stoffige treinen; ze zwetsen over de vraag, wat beter is, verkoopkracht of men־ schenkennis. Ze konkelen van elkander en rod־• delen op zich zelf. Ze probeeren stiekum een paar dubbeltjes uit te zuinigen op hun declaraties. Ze pochen op huzarenstreken, die ze hebben bedreven
en nog zullen bedrijven____ Eiken avond vallen
zij doodmoe in slaap in een hotelkamer, die overal hetzelfde is. Maar aan het eind van de week komt er glans in hun geblusohte oogen.
32