Perk naar de kroon streefde. In de eerste plaats was zijn kennis van het Nederlands daarvoor te beperkt; hij sprak een mengelmoes van talen en dialecten. Maar bovendien behandelen zijn rijmsels onderwerpen van zeer wereldse en altijd vermakelijke aard. Het schijnt, dat hij ook wel ernstige gedichten heeft gemaakt; af en toe liet hij wel eens zoiets doorschemeren, maar hij beweerde, dat die alleen voor hemzelf bestemd waren. De rijmelarijtjes, die iedereen mocht kennen, waren veelal liedjes. Ze waren vervuld van een boertigheid, waarvoor Franco is Rabelais zich niet zou hebben geschaamd. Trouwens, meneer Maandag geneerde zich er ook niet voor. In de omgang was hij een zeer bedeesd, ja bijna kuis manneke. Maar in zijn rijmen placht hij de dingen des levens bij de volle naam te noemen. Aanvankelijk schijnt hij die liedjes puur voor zijn eigen genoegen te hebben verzonnen.
״Ze vallen me in, als ik op de maat van mijn hamer zit te neuriën," verklaarde hij, ״en de woorden komen helemaal vanzelf."
Gaandeweg waren zijn klanten aan de weet gekomen, dat die meneer Maandag zulke lollige deuntjes kon zingen. Voortaan moest hij eerst een nummertje liedjes weggeven, voordat hij schoenen ter reparatie meekreeg. En al spoedig was het zo, dat de mensen blij waren, wanneer hij kwam om. werk te halen of te brengen. Hij bracht de gezelligheid mee. De Zingende Maandag, noemden ze hem.
Er was een schoon lied, waarin verteld werd van een man, die werkloos was, terwijl zijn vrouw elk ogenblik de geboorte van een kind verwachtte. En ze had zo'n razende trek in gebraden gans, dat zwangere mens. Nu
45