Toen ging ze weer zitten. Opeens schrok ze. Ze spreidde haar mantel op de knieën voor zich uit. Ging zoeken. In alle gaten en alle hoeken. In alle zakken en alle pakken. Het papiertje met haar vraag. Waar was het? Waar had ze het gelaten?
Eindelijk, ja hoor, ze had het gevonden. Ze vouwde haar mantel weer netjes over de stoelleuning. Ging weer zitten. Het papiertje in haar hand.
Toen ging ze, stiekum de vraag zitten lezen. Ze schrok weer. Keek rechts, keek links. Vroeg aan haar buren:
״Welk nummer heeft uw vraag?" ״O, dan zit ik helemaal verkeerd" zei ze gillerig, ״U hebt nummer zeven en acht en ik heb nummer twee.... Dan moet ik niet hier zitten, maar daaro!"
Ze stond op. Greep haar mantel. Verhuisde naar 'daaro'. Daar legde ze haar mantel weer neer. Ging zitten. Keek nog even op het papiertje. Ja hoor, nou zat ze goed.
Maar na een paar seconden schoot ze onrustig overeind. Met haar gezicht naar de zaal ging ze speurend uitzien naar haar man. Hij zag haar wel, maar zij zag hem niet. Hij stond ergens achter in de zaal te wuiven. Zij stond voor in de zaal en zei zo maar in de lege ruimte:
83