lustreerde bladen, waarin raad wordt gegeven in liefdeskwesties?" „Bent u voor of tegen auto-bewakers?" „Is het niet ouderwets, dat een bruid altijd in het wit gekleed moet gaan?" „Hoe vindt u, dat zes dames in Zaandam hartje winter een gat in het ijs hakken om te zwemmen."
„Bent u het met professor Gerbrandy eens, dat we in het parlement meer gepeperde taal moeten gaan gebruiken?"
Als je dan al deze vragen (dit is maar een selectie) op die lange lijst onder elkaar ziet staan, ontdek je allerlei wetmatigheden. Voor die bijeenkomsten van het aetherforum schijnt een soort Wet van Gresham te gelden: slechte vragen verdringen goede vragen. (Maar Ary van Nierop zorgt wel, dat die wet geen brokken maakt).
Verder komt met grote frequentie het denkbeeld terug, dat iets verboden moet worden. „Vindt u niet, dat de zelfbedieningswinkels moeten worden verboden?" „En de afbetalingsmagazijnen dan?" „En het autorijden?" „En de bromfietsen?"
Nu sta ik persoonlijk op het standpunt, dat er eigenlijk maar één ding verboden moest wor
45