zegt die ander: ״Dan moet ik er hier uit". Hij loopt op het Muntplein, gooit een stuiver in de brievenbus onder de Munttoren, kijkt op de torenklok en zegt: „Ik ben weer een half pond afgevallen. Ha, ha, ha, reuzen mop, wat?" De kellner keek schichtig. De biljarter miste een makkie van een bal, die zijn tegenstander vergat te noteren. Als iedereen goed van slag af is, weten wij ons weer wat rustiger. Van zulke gevoelens vervuld betreden we dan de zaal.
In elf van de tien gevallen heeft ons voorgevoel ons voor de gek gehouden. Elke keer wanneer we denken, dat het niks wordt, blijkt de uitzending een succes.
Als ik die tegenspraak tussen voorgevoel en ervaring uit elkaar peuter, geloof ik, dat we het slachtoffer zijn van overgeleverde vooroordelen. Nu vind ik het voor-oordeel meestal het beste oordeel, maar op die waarheid bestaan uitzonderingen.
De Groningers bijvoorbeeld heten stijf en droog als gemalen gort. Het voor-oordeel zegt, dat een Groninger driemaal om een mop lacht. Eenmaal als hij de mop hoort, eenmaal als hij de mop oververtelt, en eenmaal als hij de mop begrijpt. Onze ervaring daarentegen is, dat het publiek in de stad Groningen geen halve
36