zwijk ik voor de neiging om me flinker voor te doen dan ik ben. Dan ga ik kolder verhalen verzinnen, die de functie uitoefenen van het gefluit in een donker bos, wanneer de wandelaar dood-op is van de angst.
״Mot jullie horen", begon ik zo luid te ijlen, dat de kellner achter de tapkast en de heren aan het biljard het moesten horen. ״Mot jullie horen. Er staat een vent in Amsterdam op de tram. Ze rijden over het Rokin. Zegt die knaap tegen een ander: Hoe laat is het? Die andere vent haalt een lucifersdoosje uit de zak, kijkt er op en zegt: 't Is vandaag Dinsdag. Toen
35