In mijn jonge jaren heb ik méé-gezongen en méé-gedemonstreerd, dat de oude huizen moesten verdwijnen, omdat de mens recht heeft op een menswaardig woonverblijf. ' Dat is ons hei-ei-eilig ideaal'.
En nu de buurt al voor meer dan de helft verdwenen is en hier en daar de moderne blokken pralerig pronken op de plaats waar ik, in de goot, uppie van de rand heb geknikkerd, nu ben ik onredelijk kwaad en ik weet niet eens op wie ik verstoord ben. Ze hebben me iets ontstolen, dat ik dacht nooit te willen behouden en nu ik het kwijt ben, mis ik het. Ik verbeeld me, dat ik het terugkrijg, als ik er over ga schrijven.
jT^/e oude stadswijk tussen Waag en JVeesperplein is op mijn netvlies gefixeerd. Het beeld zal nooit worden weggewist. De massale moord op die weerloze mensjes uit die duizenden lieve krotjes is zó verschrikkelijk gemeen geweest, dat ik mij alles altijd zal herinneren, zelfs als de wereld voor mij voorbij is.