halen, en die lange tijd in Nederland heeft gewoond, beweert in woord en geschrift, dat de joden van Amsterdam allemaal een tikje gek waren. Niet hinderlijk, niet agressief, niet verstandsloos gek, maar naïef bij het dwaze af. 'Crazy. Just crazy.'
Die kinderlijke kijk op hun omgeving moeten de Amsterdamse joden, dunkt me, hebben verworven gedurende hun eeuwenlange verblijf in de stad, waar ze eertijds liefderijk waren ontvangen en waar ze allengs volwaardige burgers waren geworden. Zoals zovelen, die naar Amstel en IJ gespoeld werden, hier wortel schoten en deel van het landschap werden.
De doodsvijand kwam niet uit Nederland, maar van over de oostgrens. De kleine onbelangrijke mensjes van Vlooienburg moesten sterven, omdat ze, levend, de grootheid van Duitsland in de weg zouden staan. Hun speeltuin werd een ruïne, die daarna werd opgeruimd. Een tijdje werkte de muziek nog door en het amateurtoneel en nog meer. Toen verloor de ene club na de andere de moed om verder te leven. De voetbalclub moet 't het langst hebben volgehouden, zo is mij verteld. Totdat in 1943 het bevel kwam: 'Ophouden. Jullie bent uitgespeeld.' En dat was dan het einde... Uitgespeeld!
Elke keer, wanneer ik schrijf of vertel van de oude buurt tussen Waag en Weesperplein, telkenmale, wanneer ik anderen weemoedig hoor verhalen van hun wereld, die tijdens de bezetting werd uitgemoord en verwoest... komt mij een verhaal van Moishe Nadir in de zin: 'De
59