Hoe het ook zij, rechts staat fél tegenover links. Niemand weet van wijken. Zegt de praeses:
'Als de voorzitter zijnde ben ik neutraal.' Interrumpeert iemand zeer ter snede: 'Dan hoor je tot de rechtervleugel.'
De voorzitter aarzelt bij het begin van elke zin, die hij voorzichtig van stapel laat lopen. Maar ik vind zijn argumentatie nogal stevig. Retorisch is hij bepaald de mindere van de fanatieke woordvoerder der linkervleugelaars. Die werkt met citaten... oh, die citaten, alsof mensen, net als mummies, nooit van mening kunnen veranderen. De citaten metselt hij aan elkander met mopjes, grapjes, woordspelingen en opzettelijke versprekingen.
Als de voorzitter hem vermaant, dat hij buiten de orde is, vraagt partijgenoot Mousje Radikalinski: 'Hoe weet u, dat ik niet in orde ben? Bent u misschien een medici?' Zegt de voorzitter: 'Nee, maar wel een Borgia.' Want de praeses is een belezen mens. Ofschoon ik met de vergadering een instinctieve weerzin tegen intellectuelen gemeen heb, blijf ik de presidentiële argumentatie solide geheid vinden. Het verbaast me dan ook niet, dat hij bij de stemming een flinke meerderheid voor zijn, neutraal, standpunt inpalmt. 's Avonds als we naar huis lopen, verklaren meer ervaren vrienden dit mirakel:
'Kijk, die partijgenoten van ons zijn niet gek. Om een mop kunnen ze lachen, zelfs als ze hem niet begrijpen... maar als ze moeten stemmen, letten ze toch alleen op de argumenten. Slehachles!' Zegt de ander:
35