In die jaren gingen de mensen nog niet met vakantie; vakantie, dat is iets van de nieuwerwetse tijd, maar als de mensen vroeger een dag vrij hadden, gingen ze de stad uit, dat is heel wat anders, en waar gingen ze dan naar toe? Naar Haarlem en Zandvoort; naar Arnhem en Nijmegen; naar Alkmaar en Bergen; of naar Den Haag en Scheveningen; ze gingen altijd naar twee plaatsen tegelijk. Maar niet tante Breinie, zij ging met haar Sjaje een reisje langs de Rijn maken. De hele wereld heeft ze toen ansichtkaarten van de Rijn gestuurd en tante Pessie kreeg een bijzonder mooie, eentje met perlemoer op de bergen en op die kaart stond geschreven: 'Lieve Pes, Sjaje en ik staan hierop een berg, zo'n hoge berg kan je je gewoon niet voorstellen, wat is een mens toch klein, gewoon een hoop paardevuil, je nicht Breinie.' Nou, tante Pessie sprong uit elkaar van de kif en dat werd nog erger toen tante Breinie van de Rijn terugkwam en weken later nog altijd en overal liep te neuriën:
'Ja zo'n reisje langs de Rijn, Rijn, Rijn Is zo heerlijk en zo fijn, fijn, fijn Met een bootje van pleizier, zier, zier Glaasje bier, bier, bier Glaasje bier, bier, bier... Het was eigenijk geen neuriën en ook geen zingen, maar het was treiteren en de hele misjpoge begreep, dat tante Pessie iets terug moest doen, maar wat kón ze doen? Waar niemand aan had gedacht, dat deed ze. Met haar man Sakkie ging ze naar Parijs en veertien dagen lang kreeg de hele wereld de schandelijkste ansichtkaarten van haar, met blote kalletjes er op en af en toe ook een stadsgezicht en aan tante Breinie stuurde ze een brief met Franse woorden er in, die ik niet heb onthouden, alleen weet ik nog, dat er stond:
67