steken. Die ijzeren platen worden in het orgeltje gelegd; als het baasje aan het zwengeltje draait, klinkt in hoge spinettoontjes, ping-ping-ping 'O mijn heve zwartkop' en ping-ping-ping 'Grootmoedertje'. Het zijn eigenlijk rijdende ouwer-wetse speeldozen, die kleine orgeltjes.
De mensen luisteren er een beetje geamuseerd naar. Och, wat wil je, als er geen vis is, is haring ook vis. Om die kleine orgeltjes staan altijd hopen kinderen. Ze verdringen elkander. Iedereen wil vooraan staan. Kijken! Boven in de kist, aan de kant waar het mannetje zwengelt, zijn vensters; en tegelijk met de blikken matze brengt de artiest ook een rol met gekleurde platen in beweging. Die verschijnen stuk voor stuk achter het glas. De kinderen willen die platen zien. Het zijn zonder uitzondering afbeeldingen van veldslagen en die bloedige gebeurtenissen hebben allemaal plaats gevonden in Duitsland. De slag bij Jena, de slag bij Leipzig, de slag bij dit en de slag bij dat... en de Fransen krijgen altoos op hun zielement. Onder die platen staan de toelichtende bijschriften; in het Duits:
'In dem Schlacht von Königgratz
Da donnerten die Kanonen...' Vele treetjes hoger, op de bovenste sport van de Mokumse muzikale ladder, staan de grote orgels, de echte. Ze hebben een hoge kuif van gouden krullen en de poppen schijnen kleine instrumenten te bespelen, een kapelmeester slaat de maat en sommige orkestleden dansen, omdat ze zitten op een spil, die van onderen hun lichaam binnendringt en er bij de schedel pas weer uitkomt; daardoor lijkt het alsof die muzikanten zich om hun eigen twee verschrikkelijk lange wijsvingers wentelen. Het is een komiek schouwspel.
42