'IS 'T DAN TEGENWOORDIG EEN TIJD OM MUZIEK TE MAKEN?'
Onlangs kwam ik een kreupel orgeltje tegen in een van die buitenbuurten van Amsterdam, waar de veranda's, een-, twee- en twaalf-hoog steeds gepavoiseerd zijn met schone luiers. Het was een piere-mentje, waarvan het speelwerk door een benzinemotortje werd aangedreven. Het stond vastgesjord op een laadbak en een paard sjokte ervoor, zonder lusten. Zo'n benzinemotortje heeft geen gevoel׳, zo'n ding doet maar. Het chef d'oeuvre was een draaiorgelbewerking van de treurmars uit de 'Eroica', het rouwbetoon was aan de luidruchtige kant. Het ritme van de melodie werd geklutst met korte stootgeluidjes van de open knalpot, en daar tussen door probeerden zwoele zwik-tonen amechtig aan het woord te komen. Je hoorde het gekerm van de verkrachte melodieën en de gorgelgeluidjes als de basfluiten hun keel spoelden ...en voor zoiets moest nou ene Beethoven geboren worden.. Tussen dat orgeltje en mij ivas het afkeer op het eerste gezicht, want van mijn jeugd af ben ik altijd tot over mijn oren verliefd geweest op de echte onversneden Mokumse pierementen. Ik weet: ik heb vele medeminnaars, maar zo zuiver is mijn liefde, dat ik de jaloezie diep onder me heb gelaten.
Even goed als geuren of foto's kunnen geluiden een beeld van lang geleden uit de diepe zee van het geheugen naar boven woelen...
Er dwaalt een vreemd geklede man door de buurt. In zijn arm koestert hij een holle blikken bus; daaruit bengelt een touwtje, dat hij op een mysterieus bevel met pek zwart moet houden.
39