Het politiebureau is geen driehonderd meter van de synagogen aan de overkant van het plein, en waarlijk, de Amsterdamse politie, zeker die in de Joodse buurten, heeft zich tijdens de grote razzia's uitstekend gehouden, evenals zovele Amsterdammers in burger.
De Duitsers zeggen, dat ze zich schamen voor de vernieling van de synagogen in hun eigen land. Voor de Nederlanders is er de verontschuldiging, dat tegen de barre kou van de hongerwinter het dunne vernisje beschaving niet bestand kon zijn. Het excuus houdt steek, maar de schaamte blijft.
Ergens in die oude bouwvallen ligt een onmogelijk grote stapel verfomfaaide boeken in de regen en de wind te vergaan. Een exemplaar heb ik mogen meenemen. 'Menorah 5701' staat op de buitenkant en op het schutblad is een papiertje geplakt met de naam van de vroegere eigenares:
H. Polak-Polak A 130, Wildervank
Het boek opent met een vertaling van D. Koker van Amos 9 : 7-15:
'Ziet, dagen komen eens,' spreekt Adonaj, 'dat achter hem, die maait, de ploeger gaat, 'dat naast wie druiven treedt de zaaier staat 'en dat de bergen druipen van de wijn 'en dat van most de heuvels overvloeien. 'Dan vestig ik opnieuw Mijns Volks bestel, 'Dan bouwt het de verwoeste steden op 'en zal daar wonen en zijn wijngaard planten.
33