ZIET, DE DAGEN KOMEN EENS
De huizen in de buurt vielen met twee, drie tegelijk onder het geweld van de slopers. Maar op het Meyerplein bleven de omhulsels van de synagogen staan. De Portugese sjoel was van binnen gespaard gebleven. Er gingen geruchten, dat de gemeente de karkassen van de andere sjoelen wel zou kopen.
Dertig jaar had ik als verslaggever door Amsterdam gezivorven. Dan krijg je vanzelf het verwaande oevoel, dat ze je van de stad niets meer kunnen vertellen. Je kent elke kerk en elke kroeg, elke steen en elke stoep. Maar nooit had ik kunnen bevroeden, dat ik nog eens de necrologie van de synagogen op het Meyerplein zou moeten schrijven. En toen rinkelde de telefoon; dat ivas oktober 1954.
In de telefoon zegt een stem, dat de gemeente de ruïnes van de synagogen aan het Jonas Daniël Meyerplein heeft gekocht; er zullen nu wel gauw werklui komen om de kavaljes op te knappen, tenminste, dat is de bedoeling van de koop. Er gaat een fotograaf heen en wil jij mee komen om er een stukje over te schrijven, zogezegd: een praatje bij een plaatje. Ik antwoord, dat ik wel zo vriendelijk wil wezen en ik heb meteen spijt van die belofte, maar ik weet niet waarom.
Op een regenachtige dag lopen de fotograaf, de man van de gemeente en ik door de ruïnes, en 's avonds zit ik thuis en ergens in mijn achterhoofd hoor ik de gedachte: een stukje schrijven, daarover, dat lukt je nooit!
Onzin! Waarom kan ik dit geval niet koud en zakelijk behan-
29