de kim. Zo sterk trok, na vijftien eeuwen verstrooiing, de band met Eretz.
Het beeld van die wachtende mensen wilde niet van me wijken. De rijke kooplui van driehonderd jaar geleden hadden zich vergist. Sabbathai Zwi was een valse profeet. Ze waren te goed van vertrouwen geweest. En wij, kinderen van het weten? Zij wachtten vergeefs op een Messias, die niet kwam, wij echter waren bij onze bezittingen (nebbisj) blijven hokken. Wie bezat duidelijker besef voor de werkelijkheid (peinsde ik), de goedgelovige koopheden op het strand in 1650, of de lichtgelovige mensen van 1940, die alles kenden, en toen het te laat was, ontdekten, dat ze niets hadden geweten?
Het schamele restant van een bloeiende boeiende wereld hokte aan de tafeltjes in 'd'IJsbreker', hunkerend naar contact met mensen, die iets zouden begrijpen van hun leed. Vroeger, miljoenen jaren geleden, was Jopie fanatiek voor de socialen geweest, en Barend had met vuur en overtuiging achter de liberalen aangelopen, maar Gerritje was klokvrij geweest, hij aanbad de god van Multatuli en Izak was innig vroom en Bram verdiende handen vol geld in zaken en Moos moest staken om een centje meer en een half uurtje minder en wat was nou mooier, het gebouw van de Bond in de Franselaan of het Huis van de Joodse Invalide op het Weesperplein? Maanschene gehongen-maanschene gesprongen, maj schena, wat is het verschil? We gingen allemaal in dezelfde pot en daar werden we gekookt. Iedereen had zijn individualiteit verloren, de vervolgden zo goed als de vervolgers.
Toen de bevrijding wat ouder werd, kwamen er steeds minder mensen naar 'd'IJsbreker'; later kwam er een confectie-
190