Ome Jozep bezit een onfeilbaar instinct voor de smaak van zijn publiek. Als de sprekende film zijn intrede doet, ligt de hele wereld in een appelflauwte, zo mooi vindt iedereen Al Johnson in 'Sonny Boy'. Onder ons gezegd en gezwegen, de film lijdt aan een spraakgebrek, want de letters s en f zijn nog te moeilijk voor de luidspreker. Ome Jozep echter heeft soeverein maling aan de bijgochems van de filmkritiek. Hij weet, dat Al Johnson een Mexicaan is; het verhaal van de film is trouwens ook niet bepaald antisemitisch. Als een nieuwe filmweek elke vrijdagmiddag begint, zit de zaal vol (ze zit altijd vol) met het vaste publiek. Zegt ome Jozef:
'De keurmeesters... we zullen ze vrijdagmiddag met Sonny Boy wat te zien geven.'
Van buiten mag de bioscoop dan beslist geen wonder van architectuur zijn, als de vierhonderdvijftig keurmeesters die vrijdag de zaal betreden, zien ze, dat ome Jozep het interieur eventjes heeft laten veranderen. Een synagoge. Een cine-goge! Het toneeldoek is vervangen door twee prachtig beschilderde openslaande deuren. Daar achter heeft zich het koor opgesteld, dat de keurmeesters met fraaie synagogale en wereldse liederen in de vereiste stemming brengt. De hele zaal zingt mee. Kol Nidrei en de melodieën van Chanoeka. Wie zo vakkundig is ingezeept, heeft geen oor meer voor de spraakgebreken van de barbier.
De filmwereld is een riskant bedrijf. Onder het wateroppervlak loeren onbekende klippen en ondiepten. Maar op één fundament kan ome Jozep huizen bouwen: op het oordeel van de keurmeesters. Als die op vrijdagmiddag de film mooi vinden, is de avondvoorstelling vóór zessen uitverkocht.
123