TSIP-TSOP
Toen in Nederland de lichten waren uitgedraaid, en het seizoen voor de vrije jacht op mensen werd geopend, richtte Piet Westendorp aan de achterkant van Tip Top Theater een geheim soort loket in. Daar kwamen de vrouwen van gedeporteerde buurtbewoners elke week een handjevol guldens halen. Clandestiene kostwinnersvergoeding. Voor het geld zorgde de ondergrondse; de contactman heette Henk van Randwijk, een dichter.
Piet Westendorp was al jaren de operateur van het Tip Top Theater. Als de volle zaal beneden in het donker lag, bespeelde hij in zijn kabine met de lichtstraal de schaduwen op het witte doek. Van de hele buurt was hij de boezemvriend. Als hij over de Joden Breestraat stiefelde, vertelde iedereen hem hun hele heiben en leiben. Maar nu gilden de jachthorens van de overvalwagens door de straten en stegen van zijn wereld; het geblaf van de honden in uniform klonk dag en nacht. Het wild vluchtte in portieken en kelders. Kon Piet zijn vrienden in hun nood alleen laten? Hij maakte van het theater aan de Joden Breestraat een profane schuilkerk. Wie kans zag binnen de muren te komen, kon zich gered wanen. De hekken van de hoofdingang gingen dicht. De vele zijdeuren zaten stevig op slot. Dat wisten de jagers. In de gesloten Tip Top zochten ze niet. Ze wisten niet, dat vierentwintig uur per etmaal een klein deurtje aan de achterkant in de Houttuin op een kier stond. Opgejaagde mensen ontvluchtten
113