snoezige zijden jurkje. Vader en zijn twee zoons hebben mannelijk maling aan dat vrouwengedoe. Zij staan voor de winkel van Lub, waar vader als een echte meiwe, de kwaliteit van krul, varinas en portorico keurt. Hij kent alle soorten tabak bij hun codenaam: aabbee van Lub, beecee van Lub, aabbee twee van Lub.
'Vader, wat is nou het verschil tussen varinas en portorico?' 'Zal ik je uitleggen. De één houdt van de moeder, de ander houdt van de dochter.'
Door de Damstraat, de Hoogstraat en een stukje Sint Anthonie-breestraat belanden we 'over de sluis' op de Braategas. Eigenlijk zijn we al thuis. De Joden Breestraat is bekend terrein. Je kunt er alles kopen. Je kunt bij wijze van spreken, spiernaakt en met geeuwhonger op de Sluis staan, en als je bij de Muider-straat bent, ben je helemaal verzadigd en aangekleed, heb je een huis met meubelen en bedden erin... alles in die ene straat gekocht: schoenen bij Milhado, kosjere kippen bij Hamerslag, bedden bij Polak.
Vaders woordenstroom is nu een zondvloed. Veertig dagen en veertig nachten achtereen stroomt het water uit de hemel. Bij Nabbaro wijst hij in de uitstalkast de lekkernijen aan, die ze voor een schimmetje geld te koop aanbieden. Rijke stukken voor een kwartje. Nogablokken voor vijf centen, suikeren kussenballetjes in het wit en in het bruin, kaneel hompen en grote staven amandelpers. Zegt moeder:
'Kunsjt om de kinderen het water uit de mond te laten lopen.' Vervolgens maakt hij een minutieuze vergelijking tussen de prijzen van kruidenier Heinz en die in de winkel van Van Ame-rongen, die hij steevast 'De Boterton' noemt, ofschoon die
109