ben een door ordelijkheid geremde slons, en nu heb ik de remmen er afgegooid. Als je het zó bekijkt, krijg ik in het kamp dus nu eigenlijk pas gelegenheid om mezelf te zijn.'
Hoe de werkelijke verklaring ook zij, Atje heeft met zijn bedriegerijen vele mensen het leven gered.
Hij heeft de oorlog ook overleefd; niemand had het anders verwacht. Maar tijdens de hongermars van het kamp naar de bevrijde wereld, is hij gestorven. Hij behoorde tot de ongelukkigen, die reeds tijdens de eerste dag van de barre tocht, uitvielen, De Nazi-beulen wisten toen nog niet, dat de oorlog definitief ten einde was; ze dachten, dat ze de gevangenen naar een ander kamp moesten brengen. Elke uitvaller schoten ze dood. Zo is Atje gestorven. Vlak bij de ingang van een Duits dorp, waarvan zijn lotgenoten de naam hebben onthouden.
Na de bevrijding heeft de Opsporingsdienst van de Nederlandse regering de stoffelijke resten van vele slachtoffers in Duitsland teruggevonden. De lijken zijn opgegraven en naar Nederland gebracht, waar men voor een eerlijke begrafenis zorg droeg.
De teraardebestelling van Atje in zijn vaderland ging met plechtigheid gepaard. Er waren delegaties van verschillende verenigingen. Zijn zoon, doctor Van Boom sprak een slotwoord. Een koortje zong 'Aan de strijders'.
118