hebben we hem bespioneerd en we verdenken hem van allerlei verschrikkelijke dingen. En toch moet ik zo meteen heel gewoon tegen hem doen. Dat vind ik een naar idee.'
'Dat begrijp ik', zei Lien, 'maar het kan nu eenmaal niet anders. We moeten op geen enkele manier zijn argwaan wekken. Ik heb er vannacht niet van geslapen...' 'Ik ook niet', zei Dirk.
'Ik heb steeds maar liggen peinzen. Wat moeten we doen? Wat kunnen we doen?'
'Die vraag heb ik mezelf ook steeds gesteld, maar ik heb geen antwoord gevonden.' 'Ik wel', zei Lien. 'Wat dan?'
'Luister. Op het archief hebben we 'n aparte kast, waar alle stukken van de personeels-afdeling worden bewaard. Dat noemen we de persoonlijke geheimenkast. Er is natuurlijk niks geheims aan, maar ja, er liggen stukken in, waarin je over elk personeelslid allerlei bijzonderheden kunt lezen. En daar leuren ze nou echt niet elke dag mee.' 'Nee, dat snap ik', zei Dirk.
'Maar', vervolgde Lien, 'het is nou ook weer niet zo, dat de kast op slot is. Wij kunnen er doodgewoon bij. Nou dacht ik zo: laat ik straks eens kijken wat er van de Kreeft te vinden is.' 'Ik kom in het koffieuurtje bij jou in de cantine zitten. Misschien kunnen we dan nog even wat praten.'
'Goed', zei Lien, 'als wij samen zitten, zal niemand er iets achter zoeken. Ten slotte zijn we oude schoolvrienden, nietwaar?'
Dirk vond zelf, dat hij zijn gezicht in de plooi had gehouden. Precies zoals altijd zei hij 'Goede morgen' toen hij de kamer binnenkwam. 'Heeft u voor mij wat te doen?' vroeg hij aan de Kreeft. Die keek hem aan. Vergiste Dirk zich, of keek hij hem doordringender aan dan gewoonlijk? 'Nog moe van het pierewaaien?' vroeg de Kreeft. 'Pierewaaien?' stamelde Dirk, een beetje onthutst; wat wist de Kreeft? 'Pierewaaien? Hoe bedoelt u?' De Kreeft grinnikte sarcastisch, toen zei hij:
'Doe maar niet zo onschuldig. Als iemand van jouw jeugdige leeftijd hier nog 's avonds na elven door het gebouw doolt, noem ik dat pierewaaien. En toen moest je nog door de verduisterde stad naar huis in je eentje. Hoe laat ben je op je bed gekomen, vrindje? Je ziet er uit alsof je vannacht in een bleekpoederfabriek hebt geslapen.'
32