MacDuff van de Evening Standard, had blijkbaar gezorgd, dat de twee Nederlandse jongens snel aan de beurt waren. Toen was het onderzoek nog maar een formaliteit.
'Wat beginnen we, als we in Londen zijn?' vroeg Dirk. Het was de eerste keer, dat hij in het buitenland was.
'Ach jongen, pieker maar niet. Dat komt wel terecht. Ik begin Tommy MacDuff op te bellen. Dat is ons aanknopingspunt, en verder zullen we wel zien. Ten slotte hebben we elk vijf gulden Engels geld als zakgeld gekregen, we hoeven dus niet bang te zijn, dat we het slachtoffer worden van de beruchte Londense zakkenrollers. Dat is in elk geval één zorg minder.' 'Jij ziet altijd de zonnige kant', zei Dirk jaloers. 'Man trek niet het gezicht van een oorwurm.'
Dat ze Londen naderden konden ze zien aan de honderden afweer-ballons, die ze in de verte zagen glinsteren. Als zilveren vissen tegen de prachtige blauwe lucht.
'Het zijn net sigaren in zilverpapier', zei Dirk, 'zouden die dingen nou helpen tegen bombardementen?'
'Dat moet haast wel', zei Gerard, 'anders zouden ze toch niet duizenden van die klapsigaren hebben laten vervaardigen. Dat moet een slordig half centje hebben gekost. Ik schat, dat die dingen drie a vier honderd meter hoog vliegen. Kijk ze zitten met kabels aan de grond vast. Als de moffen van plan zijn duikbommenwerpers op Londen los te laten, zullen die toch in elk geval vrij hoog moeten blijven. Geeft je wel een veilig gevoel, vind je ook niet?' Gerard was al een paar maal eerder in Engeland geweest. Het prikkelde Dirk een beetje, dat hij zo bazig deed. Hij voelde het een beetje als een last, dat hij zo afhankelijk van Gerard was. Hij moest proberen zo gauw mogelijk op eigen benen te staan. Niet dat hij Gerard in de steek wilde laten, nee dat niet, maar hij moest zo spoedig mogelijk een baan zien te vinden; en daarna zou de wereld er heel anders uitzien, veronderstelde hij. ״ De trein rommeldebommelde nu door de vele voorsteden van Londen. Wat een ontzaglijke grote stad. Op school had Dirk wel geleerd, dat die wereldstad zo groot is als de hele provincie Friesland, en dat er in die ene stad net zoveel mensen woonden als in heel Nederland, maar je ging toch eigenlijk pas een begrip krijgen van de uitgestrektheid en de dichtheid der bevolking als je die huizenmassa met eigen ogen kon aanschouwen.
'Zo dadelijk zijn we aan het eindstation', zei Gerard, die aandachtig uit het raam zat te turen, en allerlei plaatsnamen mompelde. De rommeligheid van de buurt nam toe. Zwartgerookte seinhuizen,
108