tiende hoofdstuk dat onherroepelijk 't laatste is.
Omstreeks het jaar 1930 woonde ״ergens in Nederland" een V.A.R.A.-lid; de hele familie was „van de V.A.R.A." De V.A.R.A.-lidmaatschaps-kaart hing aan de wand boven het toestel in een verguld lijstje met krulletjes. Het toestel was een VARADYNE en de luidspreker was een VARABESK. Er stond een schemerlampje bij, dat vader zelf gefiguurzaagd had. In de kap was het V.A.R.A.-embleem uitgesneden en daarachter was rode zijde geplakt. Als de lamp brandde, keek het hele gezin naar de V.A.R.A.-vlam.
Natuurlijk waren ze abonné op DE RADIOGIDS. De tekening van „Ome Keesje en de familie Mulder" hing aan de wand, ook in het verguld. Op de divan lagen kussens met geborduurde overtrekjes: op het ene stond weer de V.A.R.A.-vlam, op het andere een kraaiende haan, een V.A.R.A.-haan.
Vader, moeder en de drie kinderen droegen allemaal V.A.RA.-insignes.
De kinderen hadden hun fietsen met V.A.R.A.-vlaggetjes versierd. Ajax of Blauw-Wit interesseerde in dat huishouden geen sterveling. Ze waren supporters van de V.A.R.A.; dat was hun club. Moeder haakte in de avonduren lopertjes en kleedjes; die stuurde ze naar de studio in Hilversum, cadeau!
Nu is het duidelijk, dat deze familie een ietwat overdreven sympathie voor de V.A.R.A. koesterde en daarvan op een enigszins in 't oog lopende wijze blijk gaf.
Vandaag de dag (na zoveel jaren) kunnen we gemakkelijk praten:
203