zal spreken. De volgende dag kun je pas goed merken hoeveel mensen de Engelse zender hebben aanstaan, want je hoeft het niemand te vertellen, iedereen weet het al: vanavond opletten, want de Koningin spreekt. Kee en ik kruipen bijna in de luidspreker om elk woord te horen en als het uit is en het ״Wilhelmus" klinkt, gaan we allebei staan en we zingen zachtjes mee. De Duitsers doen eerst net alsof ze helemaal niet weten, dat Radio Oranje bestaat, maar lang kunnen ze dat ook niet volhouden, want iedereen spreekt er over, iedereen luistert elke avond naar de uitzendingen, iedereen vertelt de inhoud verder en af en toe hoor ik, dat mensen het voornaamste nieuws op een stukje papier schrijven en bij andere mensen in de bus gooien.
Veel aanloop hebben we 's avonds natuurlijk niet, want het is voor de visite niet zo makkelijk om weer thuis te komen met die verduistering en al die vlerken in uniformen, die altijd nieuwsgierig willen weten waar je vandaan komt en waar je naar toe gaat. Maar zo af en toe komt de voorzitter van de V.A.R.A.-afdeling of iemand van de partij-afdeling toch wel even buurten en dan kan je best merken, dat de mensen gaandeweg feller tegen de Duitsers worden. De eerste maanden van poeslievigheid zijn voorbij en de moffen gaan hier en daar als beesten te keer en dat nemen de mensen natuurlijk niet. Daar moet wat tegen gedaan worden.
Oudejaarsavond 1940 zitten we met een ploegje bij elkander voor een fuifje op de manier van iedereen-moet-zijn-eigen-lekkers-mee-nemen. De een komt met een paar blikjes sardientjes aanzetten en iemand anders met een apothekersflesje met sla-olie en weer iemand met een partijtje belegen krenten van verleden jaar, maar zo precies kijken we tegenwoordig niet en alles bij elkander is het toch een aardig hoopje lekkers. De voorzitter van de V.A.R.A.-afdeling is er ook met zijn vrouw, en als ik hem vraag: „Wat heb jij meegebracht?" kijkt hij geheimzinnig rond en vraagt:
„Kunnen de kinderen zwijgen?"
Nou dat hoeft hij heus niet te vragen, want die twee van mij zijn potdicht; als het op praten uit de huishouding aankomt, weten ze, dat ze zich niet mogen laten uithoren en een knappe jongen, die dat verandert.
„Ga je gang maar", zeg ik geruststellend, en hij haalt een paar
135