De mensen van de vakbeweging roeien nog door, zo goed en zo kwaad als het gaat en op de werkplaats merk ik wel, dat de maats best begrijpen, waarom ze er bij de bonden de boel niet bij willen neergooien, maar gaandeweg begint toch iedereen zich af te vragen hoe lang dat nog kan duren. De Duitsers zijn nu in heel Europa de baas, dat wil zeggen van het hoge Noorden tot aan de Spaanse grens; ze behoeven nu niemand meer te ontzien en ze voelen zich zo zeker van de eindoverwinning, dat ze hun gehuichelde vriendelijkheid van het begin opzij zetten, en ons Nederlanders gaan koeieneren en ringeloren, dat je bloed af en toe begint te koken.
Kee, die wantrouwender is dan ooit, zegt, dat ze er een voorgevoel van heeft, dat de Duitsers spoedig het masker helemaal zullen laten vallen en dan zul je nog eens wat beleven. Dat voorgevoel vergist zich niet, want op een dag vertellen de mensen, dat de Duitsers de N.S.B.-er Rost van Tonningen tot bovenste baas van de S.D.A.P. aanstellen en ook van de V.A.R.A.. Een verrassing is dat eigenlijk niet, want de N.S.B.-er Woudenberg is al een week geleden oppertyran van het N.V.V. geworden. Het is het Duitse systeem. De socialistische beweging staat onder curatele. Nu gaat 't ernst worden!
Kee en ik zitten bij elkander aan tafel en we zeggen geen stom woord. Zij is met haar gedachten bezig en ik met de mijne, of eigenlijk ben ik ook met haar gedachten bezig. Die nacht doe ik geen oog dicht en zij ook niet. Ze ligt maar te woelen en ik doe net alsof ik slaap, maar intussen pijnig ik mijn hersens af om iets te vinden, dat een oplossing kan geven, 's Morgens zeg ik tegen haar:
״Als je vandaag naar Hilversum wil gaan, zal ik vanavond wel voor een boterhammetje zorgen. Praat zelf eens met de mensen van het Hoofdbestuur."
״Ik ben niet anders van plan", zegt Kee en ik verbaas me er over dat ze zo grif ingaat op wat ik haar voorstel, maar ik laat het wel uit mijn lijf dat hardop te zeggen.
Die avond komt Kee tegen een uur of half acht uit Hilversum terug en ik hoef niks te vragen, want haar gezicht staat op zeven dagen slecht weer.
״Het zal wel weer aan mij liggen", zegt ze honend, ״maar ik ben nu eenmaal niet zo goed van vertrouwen."
10
129